slogan3

description

Met deze prompt krijg je een specifiek afgestemd ontwerpadvies voor Clean Architecture dat de onderhoudbaarheid en schaalbaarheid van je software verbetert. Het helpt je om complexe systemen overzichtelijk te structureren en voorkomt veelvoorkomende valkuilen bij architectuurkeuzes. Dit is effectiever dan generieke adviezen doordat het jouw specifieke projectcontext meeneemt.

prompt

Help me een modulaire Clean Architecture te ontwerpen voor mijn softwareproject gericht op <beschrijf het type applicatie of systeem>. Geef aanbevelingen over ...

try_prompt

generate_helper
disclaimerOnPageApi

ai_answers

provider: openai
model: gpt-4.1-nano
Natuurlijk! Hier is een overzicht voor het ontwerpen van een modulaire Clean Architecture voor jouw webapplicatie voor contentmanagement: **1. Structuur van de lagen** Een typische Clean Architecture bestaat uit meerdere lagen, elk met duidelijke verantwoordelijkheden: - **Core (Domain):** - Bevat de kernlogica en bedrijfsregels. - Entities: objecten die de kernconcepten van content vertegenwoordigen (bijv. Artikel, Gebruiker, Categorie). - Use Cases (Interactors): bedrijfsregels en workflows die bepalen hoe data wordt verwerkt. - Interfaces (poorten): abstracties voor externe systemen zoals repositories. - **Application (Interface Adapters):** - Implementaties van interfaces die de use cases ondersteunen. - Controllers, Presenters, ViewModels. - Verbindt de use cases met de presentatie-laag. - **Infrastructure:** - Concrete implementaties van interfaces uit de core, zoals database-repositories, API-koppelingen, bestandsopslag. - Technologie-specifieke code (bijv. ORM, API clients). - **Web/Presentation:** - Frontend of web framework (bijv. React, Vue, of server-side rendering). - Verantwoordelijk voor de gebruikersinterface en gebruikersinteractie. **2. Verantwoordelijkheden per laag** - **Core (Domain):** - Bevat enkel de bedrijfslogica en entiteiten. - Geen afhankelijkheden buiten de kern. - Abstracties voor data-opslag en externe systemen. - **Application:** - Coördineert use cases. - Voert bedrijfsregels uit via de core. - Ontvangt en geeft data aan de presentatie-laag via interfaces. - **Infrastructure:** - Implementatie van data-access, externe API's, opslag. - Zorgt dat de core niet afhankelijk is van technologie. - **Web/Presentation:** - Handelt gebruikersinteractie af. - Communiceert met de application-laag via interfaces. **3. Dependency rules** - **Omgekeerde afhankelijkheid:** - De kern (Core) mag niet afhankelijk zijn van andere lagen. - De buitenlagen (Infrastructure, Presentation) mogen afhankelijk zijn van de kern, maar niet andersom. - **Interface-injectie:** - Interfaces worden in de kern gedefinieerd. - Implementaties in de infrastructuur. - Injectie via dependency injection. **4. Aanbevelingen voor onderhoudbaarheid en schaalbaarheid** - **Modularisatie:** - Verdeel grote features in aparte modules of mappen, bijvoorbeeld: `content`, `gebruikers`, `categorieën`. - Elke module bevat eigen entiteiten, use cases, repositories. - **Duidelijke interface-definities:** - Definieer interfaces voor data-access en externe systemen in de kern. - Zorg voor consistente API’s. - **Gebruik dependency injection:** - Beheer afhankelijkheden via DI-frameworks of handmatige injectie. - Maak testing makkelijker door te mocken. - **Testing:** - Test de core en use cases onafhankelijk van infrastructuur. - Gebruik mocks voor externe systemen. Door bovenstaande principes te volgen, bouw je een schaalbare en onderhoudsvriendelijke webapplicatie gebaseerd op Clean Architecture, die makkelijk uitbreidbaar blijft naarmate je project groeit. Heeft u specifieke wensen of onderdelen waarop u dieper wilt ingaan?
provider: deepseek
model: deepseek-chat
Zeker, hier is een gedetailleerd ontwerp voor een modulaire Clean Architecture voor uw contentmanagement webapplicatie, strikt in het Nederlands: ### **Overzicht van de Architectuur** Clean Architecture verdeelt uw applicatie in concentrische lagen, waarbij de binnenste lagen onafhankelijk zijn van de buitenste. De afhankelijkheden gaan altijd naar binnen, nooit andersom. Dit garandeert dat uw core businesslogica (domein) geïsoleerd blijft van externe frameworks en details. --- ### **Aanbevolen Lagen en Hun Verantwoordelijkheden** Voor een typische webapplicatie raad ik de volgende lagen aan, van binnen naar buiten: #### 1. Domeinlaag (Domain Layer) - Het Hart * **Verantwoordelijkheid:** Bevat alle bedrijfslogica, entiteiten, value objects, domeinevents en repository interfaces. Deze laag kent **geen afhankelijkheden** naar andere lagen of externe libraries (behalve mogelijk taal-specifieke types). Het is het meest pure deel van uw applicatie. * **Componenten:** * `Entities`: Uw core business objecten (bv. `Article`, `User`, `Category`). Dit zijn geen "anemische" objecten; ze encapsuleren gedrag gerelateerd aan zichzelf. * `Value Objects`: Objecten zonder identiteit, gedefinieerd door hun attributen (bv. `EmailAddress`, `ContentStatus`). * `Repository Interfaces`: Definieert de *contracten* (interfaces) voor gegevensopslag (bv. `IArticleRepository`, `IUserRepository`). De implementatie hiervan zit in de infrastructuurlaag. * `Domain Services`: Bevat complexe bedrijfslogica die niet thuishoort in een enkele entity. * `Domain Events`: Vertegenwoordigen gebeurtenissen die significant zijn voor het domein (bv. `ArticlePublishedEvent`). #### 2. Applicatielaag (Application Layer) - Use Cases * **Verantwoordelijkheid:** Bevat de use cases van de applicatie. Het coördineert de stroom van gegevens naar en vanuit de domeinlaag. Deze laag is afhankelijk van de **Domeinlaag**. * **Componenten:** * `Use Cases / Application Services`: Elke use case is een klasse met een enkele, welgedefinieerde taak (bv. `CreateArticleCommandHandler`, `GetPublishedArticlesQueryHandler`). Deze klassen implementeren de applicatielogica: valideren van input, het aanroepen van domeinobjecten en repository interfaces, en het retourneren van resultaten. * `Data Transfer Objects (DTOs)`: Simpele objecten voor data-overdracht tussen lagen (bv. `ArticleDto`, `CreateArticleRequest`). Deze worden gebruikt om de domeinentiteiten niet rechtstreeks bloot te stellen aan de buitenwereld. * `Interfaces voor Externe Services`: Definieert contracts voor services die de applicatielaag nodig heeft maar die extern zijn (bv. `IEmailService`, `IFileStorageService`). #### 3. Infrastructuurlaag (Infrastructure Layer) - Implementatiedetails * **Verantwoordelijkheid:** Implementeert de interfaces die zijn gedefinieerd in de binnenste lagen. Deze laag is afhankelijk van de **Domein-** en **Applicatielaag**. * **Componenten:** * `Persistence`: Implementaties van repository interfaces (bv. `ArticleRepository` gebruikt Entity Framework Core of Dapper om met een database te praten). * `External Services`: Implementaties van externe services (bv. `SendGridEmailService`, `AzureBlobStorageService`). * `Framework-specific code`: Configuratie voor ORM, logging, authenticatie-providers, etc. #### 4. Presentatielaag (Presentation Layer) - Gebruikersinterface * **Verantwoordelijkheid:** Bevat de UI-logica en is het entrypoint voor gebruikersinteracties. Deze laag is afhankelijk van de **Applicatielaag** (en indirect de Domeinlaag via interfaces). * **Componenten:** * `Controllers` (bijv. ASP.NET Core MVC/Web API controllers): Ontvangen HTTP-requests, valideren input, roepen de juiste use case (application service) aan, en retourneren HTTP-responses. * `Views / Components`: Razor pages, Blazor components, of een frontend framework zoals React/Angular (die dan via API's communiceert). * `Middleware`: Voor cross-cutting concerns zoals authenticatie, autorisatie, en exception handling. --- ### **Dependency Rules (Afhankelijkheidsregels)** De gouden regel is: **Afhankelijkheden kunnen alleen naar binnen wijzen.** Een buitenste laag kan afhankelijk zijn van een binnenste laag, maar nooit andersom. * **Presentatielaag** → **Applicatielaag** → **Domeinlaag** * **Infrastructuurlaag** → **Applicatielaag** → **Domeinlaag** * **Domeinlaag** heeft **geen afhankelijkheden**. Dit wordt bereikt door **Dependency Injection (DI)**. De buitenste lagen (Presentatie, Infrastructuur) *implementeren* de abstracties (interfaces) die zijn gedefinieerd in de binnenste lagen (Domein, Applicatie). De compositieroot (meestal in de Presentatielaag) regelt de wiring. **Voorbeeld:** * De `ArticleController` (Presentatie) heeft een afhankelijkheid van `ICreateArticleCommandHandler` (Applicatie-interface). * De `CreateArticleCommandHandler` (Applicatie) heeft afhankelijkheden van `IArticleRepository` (Domein-interface) en `IArticle` (Domein-entiteit). * De `ArticleRepository` (Infrastructuur) *implementeert* de `IArticleRepository` interface. --- ### **Aanbevelingen voor Structuur en Onderhoudbaarheid** 1. **Gebruik een Modulaire Benadering per Functioneel Domein:** Organiseer uw code niet per technische laag (bv. alle repositories in één map), maar per business capability (bv. `Articles`, `Users`, `Media`). Elke module bevat zijn eigen *vertical slice*: entiteiten, repository interfaces, use cases, DTO's, en controllers. Dit verbetert vindbaarheid en vermindert kruisvervuiling. ``` src/ ├── Application/ │ └── Articles/ │ ├── Commands/ │ │ ├── CreateArticle/ │ │ │ ├── CreateArticleCommand.cs │ │ │ ├── CreateArticleCommandHandler.cs │ │ │ └── CreateArticleCommandValidator.cs │ │ └── PublishArticle/ │ └── Queries/ │ └── GetArticleById/ ├── Domain/ │ └── Articles/ │ ├── Article.cs │ ├── ArticleStatus.cs │ ├── IArticleRepository.cs │ └── Events/ │ └── ArticlePublishedEvent.cs ├── Infrastructure/ │ └── Persistence/ │ └── Repositories/ │ └── ArticleRepository.cs └── Web/ └── Controllers/ └── ArticlesController.cs ``` 2. **Centraliseer Afhankelijkheidsregistratie:** Maak een `DependencyInjection` klasse in elke laag/module die een methode `AddModuleDependencies` exposeert. De compositieroot (in uw startup project) roept deze methoden aan. Dit houdt de registratie overzichtelijk en modulair. ```csharp // In Infrastructure/InfrastructureDI.cs public static class InfrastructureDI { public static IServiceCollection AddInfrastructureDependencies(this IServiceCollection services, IConfiguration configuration) { services.AddScoped<IArticleRepository, ArticleRepository>(); services.AddScoped<IFileStorageService, AzureBlobStorageService>(); // ... andere registraties return services; } } // In Startup.cs of Program.cs services.AddApplicationDependencies(); services.AddInfrastructureDependencies(Configuration); ``` 3. **Houd Uw Domeinmodel "Anemic Model Free":** Plaats bedrijfsregels en logica in uw entiteiten of domeinservices, niet in controllers of application services. Een entity moet zichzelf valide en consistent kunnen houden. 4. **Beheer Cross-Cutting Concerns met MediatR en Middleware:** Gebruik het MediatR library voor CQRS (Command Query Responsibility Segregation) in de applicatielaag. Het helpt use cases te isoleren. Gebruik middleware voor logging, exception handling, en autorisatie. Dit houdt uw code DRY (Don't Repeat Yourself). 5. **Wees Expliciet met Uw Contracts:** Gebruik duidelijke request/response DTO's voor uw use cases. Vermijd het direct doorgeven van entiteiten naar de presentatielaag. Dit beschermt uw domeinmodel en maakt de API intentie-duidelijk. Door deze structuur en regels strikt te volgen, creëert u een applicatie die: * **Onderhoudbaar is:** Wijzigingen in de UI of database hebben minimale impact op de core businesslogica. * **Testbaar is:** De domein- en applicatielagen kunnen eenvoudig worden getest zonder frameworks (unittests). * **Schaalbaar is:** Functionaliteit kan modulair worden toegevoegd. Teams kunnen aan verschillende modules werken met minimale conflicten. * **Framework-onafhankelijk is:** U kunt gemakkelijk van web framework (bv. van MVC naar Blazor) of database (van SQL naar NoSQL) wisselen zonder de core aan te raken.